Bij de behandeling van de pandemiewet heeft Tweede Kamerlid Lisa Westerveld, ook namens de PvdA, vier wetswijzigingen voorgesteld zodat het democratische proces beter geborgd is bij een volgende pandemie.
Lisa Westerveld: “Als het gaat over inperking van grondrechten bij een pandemie dan moeten we daar uiterst zorgvuldig mee omgaan. Door deze aanpassingen van de wet is geregeld dat het parlement meer zeggenschap krijgt, het kabinet beter kan controleren en meer grip heeft over de vorm van maatregelen en de duur daarvan.”
Vervaltermijn
GroenLinks en PvdA hebben een aantal wetswijzigingen geregeld. Zodra het kabinet, bij een nieuwe pandemie, een zware collectieve maatregel aankondigt of als er een noodbevoegdheid wordt geactiveerd, dan moet daar een vervaltermijn van 8 weken opzitten. Dit om te voorkomen dat maatregelen oneindig door kunnen gaan, zoals bij de avondklok, die drie maanden lang in stand gehouden werd. Of bij het sluiten van de scholen. Via deze regeling weet iedereen dat het maximaal 8 weken zal duren. Daarna kan een maatregel alleen verlengd worden, met wederom 8 weken, als het parlement dat goedkeurt.
Westerveld: “Tijdens de coronacrisis was het extra moeilijk voor mensen om de maatregelen vol te houden, omdat onduidelijk was hoe lang ze zouden duren. Er werden beloftes gedaan die niet werden nagekomen en dat zorgde voor onrust. Door een ‘wekker’ te zetten voor de zware maatregelen weet iedereen waar ze aan toe zijn. En dat is van wezenlijk belang voor het draagvlak.”
Juist tijdens een pandemie moeten grondrechten door de volksvertegenwoordiging met elkaar worden afgewogen. Ook de Eerste Kamer krijgt een rol in het democratische proces. Mocht de Tweede Kamer in meerderheid beslissen dat er geen vervaltermijn van 8 weken op een maatregel of noodbevoegdheid komt, dan kan de Eerste Kamer alsnog deze ‘wekker’ invoeren.
Preventief beleid
Eén van de andere lessen uit de coronacrisis is dat draagvlak van fundamenteel belang is tijdens een pandemie. GroenLinks en PvdA willen daarom invoeren dat het kabinet een inspanningsplicht heeft om te zorgen voor preventief en consistent beleid. Amateursporters kregen te maken met acht verschillende, elkaar opvolgende, maatregelen, waardoor niemand meer wist waar hij of zij aan toe was. Hetzelfde ging op voor de horeca, de scholen, winkels en allerlei andere locaties in het publieke leven. De gedragsunit van het RIVM constateerde destijds dat steeds minder mensen het beleid nog konden volgen, waarmee de draagkracht voor de nodige maatregelen afbrokkelde.