De Europese Unie ging in haar beleid altijd uit van het streven om klimaatverandering te beperken tot twee graden. Dat is nu – dankzij het akkoord in Parijs – achterhaald: Klimaatverandering moet ver onder de twee graden blijven en we moeten alles op alles gaan zetten om het tot anderhalve graden te beperken. We zetten de gevolgen daarvan voor Europa en voor Nederland op een rijtje.

De toezegging uit het klimaatakkoord hebben gevolgen voor Europa: Van nu af aan moet er met een nieuw wetenschappelijk klimaatscenario gewerkt gaan worden en de Europese CO2-reductiedoelstelling moeten omhoog. Doet de EU dit niet dan breekt het de afspraken die gemaakt zijn onder het nieuwe verdrag. Dat zou echter geen excuus voor Nederland vormen om eveneens de beloftes niet na te komen. Het verdrag heeft namelijk rekening gehouden met deze mogelijkheid.

Een nieuw klimaatscenario als basis voor ons klimaatbeleid

De EU baseert haar klimaatbeleid op de bevindingen van het IPCC. Dit wetenschappelijke panel stelt dat er een 70 procent kans is om temperatuurstijging onder de twee graden te houden als we de CO2-concentratie in de atmosfeer beperken tot 450 ppm (parts per million). Om dit te bereiken zullen geïndustrialiseerde landen hun uitstoot in 2050 teruggedrongen moeten hebben met 80 tot 95 procent ten opzichten van 1990. Voor de wereld als geheel geldt een reductie van 40 tot 70 procent in 2050. Er wordt dus rekening gehouden met het feit dat er landen in ontwikkeling zijn waarvan de komende tijd de uitstoot nog zal stijgen.

Bij deze cijfers moeten we echter een grote kanttekening zetten. Dit scenario (er zijn meerdere) van de IPCC gaat namelijk uit van negatieve emissies, dat wil zeggen dat we in de toekomst manieren moeten vinden om meer CO2 op te nemen dan uit te stoten. En dat is een riskante aanname. Niemand die kan voorspellen of dat gaat lukken.

Beleidsmakers hebben dit scenario echter geaccepteerd. De EU heeft het terugdringen van de CO2-uitstoot met 80 tot 95 procent in 2050 tot officiële doelstelling gemaakt. In de praktijk zien we echter dat de EU structureel kiest voor 80 procent. Zo is bijvoorbeeld de factor waarmee emissierechten uit het EU-emissiehandelssysteem gehaald worden, afgestemd op een CO2-reductie van 80 procent in 2050. De absolute ondergrens dus van een scenario waarvan de zekerheidsfactor dat het voldoende is om opwarming onder de twee graden te houden slechts 70 procent is.

Nu hebben we het in het Parijsakkoord ineens over “ver onder de twee graden” en “pogingen doen om onder de anderhalve graden te blijven”. Dat betekent dus dat we ons beleid drastisch moeten gaan herijken. Tevens moeten we bij de keuze die uiteindelijk maken duidelijk zijn over de onzekerheidsfactor die we voor lief nemen.

Conclusie: De Europese Commissie moet een onderzoek (impact assessment) starten om te achterhalen wat de nieuwe toezegging voor anderhalve graad betekent voor het Europese klimaat- en energiebeleid.

Pluk de laaghangende vruchten

Om de CO2-reductie van 80 tot 95 procent in 2050 te halen, stelt de EU tussentijdse doelen Hierbij geldt de regel: hoe minder we nu doen, des te meer er later moet gebeuren. Al in 2009 stelde de wereldberoemde Stern Review vast dat het economisch gezien vele malen aantrekkelijker is om zo vroeg mogelijk vergaande actie tegen klimaatverandering te nemen. Innovatie wordt geleidelijk gestimuleerd, extra broeikasgassen in de atmosfeer worden vermeden en de kosten om ons te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering zijn lager.

De EU is op weg om haar CO2-reductiedoelstelling voor 2020 van 20 procent met 5 procent te overschieten. Daarvoor hoeven we alleen maar het huidige beleid zonder aanpassingen voort te zetten. Dat laat niet alleen zien dat onze 2020 doelstelling niet ambitieus genoeg was, het houdt ook in dat de doelstelling voor 2030 van min 40 procent slechts om een reductie in CO2-uitstoot van anderhalf procent per jaar vraagt. Dat kan veel sneller.

Meer doen tegen klimaatverandering tussen nu en 2030 is een laaghangende vrucht voor de EU. Dit is al in meerdere studies (pdf) vastgesteld. (Toen die studies gedaan zijn was het nieuwe klimaatverdrag trouwens nog niet eens in zicht.)

Ook politiek gezien is dit geen nieuw idee. In het verleden hebben zelfs de Europese milieuministers (over het algemeen helaas niet de meest progressieve stemmen op het gebied van Europees milieubeleid) al meerdere malen toegezegd de doelstelling voor 2020 te verhogen zodra er een internationaal klimaatverdrag zou zijn. Dat is nu het geval. Deze belofte nakomen zou tevens een goed signaal naar andere landen zijn: het toont dat de EU het verdrag serieus neemt.

Conclusie: De doelstelling om de Europese broeikasgasuitstoot met 20 procent te reduceren in 2020 en 40 procent in 2030 zijn te laag en moeten aangescherpt worden.

Nederland kan zich niet verschuilen achter Europa

Het Nederlandse klimaatbeleid loopt voor een groot gedeelte via de Europese Unie. Dit was onder andere te zien aan het feit dat EU-lidstaten geen eigen klimaatplan (INDC) inleverden en aan het feit dat alle lidstaten zich aan het Europese onderhandelingsmandaat hielden in Parijs. Dit komt omdat de UNFCCC uit 195 landen bestaat (waaronder alle Europese lidstaten) én de Europese Unie. Ook de uitvoering van de beloftes die gemaakt zijn zullen grotendeels via Brussels beleid, zoals het EU emissiehandelssysteem, verlopen.

Dit betekent echter niet dat Nederland zich bij het nakomen van de beloftes kan verschuilen achter Europa. In het verdrag is rekening gehouden met de mogelijkheid dat de EU als geheel haar belofte niet nakomt. In artikel 4.18 (pdf) van het nieuwe verdrag staat namelijk expliciet vermeld dat elk land een individuele verantwoordelijkheid heeft om de eigen CO2-uitstoot terug te dringen naar een niveau dat in lijn is met de gemaakte afspraken.

Conclusie: Nederland moet een eerlijke bijdrage leveren aan het beperken van klimaatverandering tot anderhalve graden, ongeacht wat de EU doet. Invoering van de klimaatwet die GroenLinks en PvdA onlangs presenteerden zou een flinke stap in de goede richting zijn.