Onwennige en mager. Dat is het eerste jaarverslag dat vandaag is gepresenteerd. GroenLinks is groot voorstander van de nieuwe wijze van verantwoording over het gevoerde beleid. De vraag welke maatschappelijke meerwaarde 350 miljard publiek bestede guldens hebben zal keer op keer beantwoord moeten worden. Dat versterkt de legitimiteit van een brede collectieve sector.

Helaas is nog steeds geen zicht op een goede besteding van meer dan de helft van de collectieve uitgaven. Ook de Algemene Rekenkamer geeft aan dat voor premiegefinancierde uitgaven geen adequate verantwoording beschikbaar is.

GroenLinks maakt zich vooral grote zorgen over de budgettaire ontwikkeling in de zorg, waar gebrek aan transparantie omtrent ingezette middelen en te behalen doelen groot is. In plaats van uitgavenversterking in de zorg lijkt nu volgens het Financieel Jaarverslag per saldo te zijn bezuinigd in 1999. Het is onbegrijpelijk dat de Kamer stelselmatig te horen krijgt dat er meer geld naar de bestrijding van wachtlijsten gaat, terwijl er de facto bezuinigd wordt. Geen wonder dat er geen schot zit in de aanpak de wachtlijsten.

GroenLinks mist in het Financieel jaarverslag een adequate verantwoording over de uiteindelijke koopkrachtplaatjes in 1999. Alsof inkomenspolitiek voor paars geen beleidsmatige relevantie meer heeft. Ook het inzicht in uiteindelijk gerealiseerde intensiveringen en bezuinigingen ontbreekt.

De nieuwe resultaatgerichte begrotingsopzet en wijze van financiele veranwoording, alsmede de komst van de Algemene Verantwoordingsdebatten dienen volgens GroenLinks een rem te zetten op ondoordachte verzelfstandigings- en privatiseringsoperaties die vaak leiden tot onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling tussen ministers en ‘het veld’ over de besteding van publiek geld. Daarin zit voor de toekomst de meeste winst.

De verantwoordingen zijn nog sterk gericht op de rechtmatigheid van de uitgaven en de kwaliteit van het financieel beheer. Dat is bij wijze van eerste oefening begrijpelijk, maar volgende jaren moet nadrukkelijk in het teken van ‘Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording’ staan: veel meer dan nu gebruikelijk zal actuele beleidsinformatie gepresenteerd moeten worden in relatie tot de beschikbare budgetten in het verslagjaar. Dit geldt ook voor het Financieel Jaarverslag dat minister Zalm tot stand brengt.

Daarnaast valt op dat onder het behoedzame begrotingsbeleid dat in 1999 per saldo geen versterking van de collectieve uitgaven heeft plaatsgevonden, terwijl de extra budgettaire ruimte geheel ten gunste van het financieringstekort wordt gebracht. De jaarverslagen roepen tot slot veel vragen op over het financiele beheer door nieuwe agentschappen, zoals de Informatie Beheer Groep.

Paul Rosenmöller

Kees Vendrik